Het Handke/Weis-gezelschap, een amateur theatergroep voortgekomen uit de Amsterdamse culturele organisatie Crea, heeft om de hemel mag weten het plan opgevat een aantal voorstellingen uit te brengen, uitsluitend gewijd aan het verschijnsel toneelmuziek. Vanavond gaat het eerste programma in het Haagse Appeltheater in première, na enkele try-outs eerder deze week. Het is een collage van fragmenten uit Duits en Nederlands muziektheater van deze eeuw.
Voorop staat dat het van moed en originaliteit getuigt een dergelijk projekt te entameren. Muziek is altijd en overal als een sterk theatermiddel gebruikt om atmosferen te scheppen en boodschappen over te dragen. Maar het heeft één probleem: slechts weinig theatermakers zijn opgewassen tegen de eis van kwaliteit op twee uiteenlopende gebieden. En het is, gezien de prestaties, de vraag of Handke/Weiss het aangewezen gezelschap is om dat dilemma te overwinnen. Sterker nog: aan die probleemstelling is het gezelschap überhaupt niet toegekomen. Het programma is duidelijk uit een muzikaal oogpunt in elkaar gezet door een regisseur met kennelijk veel gevoel voor muzikale kwaliteit, maar weinig benul van het theatertalent van amateurmusici. Sommige zangers (met name Bert Luttjeboer, Ingrid Röst, Karien Bogaers) leveren heel aanhoorbare prestaties, maar de meesten komen niet los van de in multomappen meegevoerde notenpapiertjes. De enige professionele acteur, Eric Schneider, die het leeuwendeel van de nummers voor zijn rekening neemt, is nog dermate in het gevecht met de noten verstrikt dat hij niet verder komt dan de meest obligate handgebaren. Met een krampachtig opgeheven vinger en van inspanning vertrokken gezicht maakt hij de indruk van een dominee boven een open beerput die zijn best doet niet te laten merken dat de stank hem bijkans bedwelmt. Van de in de aankondiging beloofde beperkte enscenering is verder niets te bespeuren. De zangsolisten komen om beurten naar voren en doen hun nummertje alsof het een oratorium betreft. Het programma is te ambitieus en onevenwichtig. Na de pauze is het zwaar bezette orkest totaal leeggespeeld en de overmaat aan Weill- en Eisler-muziek drukt alle andere bijdragen weg. In de Nederlandse onderdelen (Diepenbrock, Breuker, Horsthuis) ontbreekt een paar belangrijke namen (Louis Andriessen, Lodewijk de Boer, Henk van der Meulen, Jurriaan Andriessen). Handke/Weiss heeft zich aan het programma grotelijks vertild; bovendien wordt pijnlijk duidelijk dat zij halverwege het proces is blijven staan. Aan selectie, zelfkritiek, samenhangende programma-opbouw en uiteindelijk een boeiende voorstelling is het gezelschap niet toegekomen. Dat is jammer, het had zo leuk kunnen zijn. Regisseur Johnny Kuiper en muzikaal leider Tom Löwental zouden er goed aan doen bij de nog komende voorstellingen uit te gaan van de beperkte mogelijkheden van hun muzikale medewerkers en niet van de onbegrensde vergezichten van een brandende ambitie. |